In Nederland hebben ongeveer 1,1 miljoen mensen een licht verstandelijke beperking (LVB). Dat is ongeveer 6 à 7 procent van de bevolking. LVB blijkt een blinde vlek in de suïcidepreventie, een aandachtsgebied dat we nog onvoldoende kennen. Er is slechts in heel beperkte mate onderzoek naar de prevalentie en naar de aard van het suïcidaal gedrag bij mensen met een LVB. Inzicht in hoe de preventie, begeleiding en behandeling van suïcidaal gedrag anders zou moeten worden ingericht is gebaseerd op dit beperkte onderzoek, best practices en ervaringen met mensen met een LVB.
Het Landelijk Kenniscentrum LVB, Trajectum en 113 Zelfmoordpreventie stelden recent een factsheet samen over LVB en zelfdoding. De Factsheet is bedoeld voor iedereen die mensen met een LVB begeleidt die te maken krijgt met suïcidaliteit. De Factsheet is ook bedoeld voor iedereen die een rol speelt in suïcidepreventie.
We hopen dat suïcide hulpverleners zich de vraag gaan stellen of er mogelijk sprake kan zijn van onderliggende verstandelijke beperkingen. We hopen concrete handvatten aan te reiken en handelingsverlegenheid te verminderen.
Naar aanleiding van deze nieuwe factsheet spraken we met Teunis van den Hazel (Trajectum) en Jolanda Douma (Landelijk Kenniscentrum LVB).
Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) lijken kwetsbaarder te zijn voor suïcide. Hoe is dit te verklaren?
Het hebben van één of meer psychische stoornissen maakt mensen kwetsbaar voor suïcidaal denken, voelen en doen. Veel onderzoeken laten zien dat psychische problemen en stoornissen relatief vaker voorkomen bij mensen met een LVB.
Traumatische ervaringen, het opgroeien in stressvolle omstandigheden (zoals overvraagd worden, het hebben van ouders met problemen, te maken hebben met een gemis aan continuïteit in begeleiding) verhogen het risico op suïcidaliteit.
Het wordt nog ingewikkelder door de onderdiagnostiek van trauma- en stemmingsstoornissen bij mensen met een LVB, waardoor deze problematiek onderbehandeld blijft en het risico op suïcide dus ook hoger blijft.
Er zijn verder een aantal kenmerken die onlosmakelijk verbonden zijn aan het verstandelijk beperkt zijn die het risico verhogen.
1. Een laag zelfbeeld: op basis van faalervaringen en de levenslange ervaring altijd afhankelijk te zijn van de hulp van anderen. Een besef dat je niet bent zoals de ander en nooit zult worden zoals de ander. Een negatieve verwachting over je eigen toekomst op basis van een reëel inzicht in je eigen kunnen kan leiden tot gedachten dat jouw leven geen zin heeft.
2. Een LVB leidt tot beperkte mogelijkheden om emoties, spanningen, beklemmende gedachten te reguleren en tot passende oplossingen voor problemen te komen, terwijl juist zij vaak met hevige emoties en spanningen om moeten gaan.
3. Mensen met een LVB kennen geregeld een verminderde impulscontrole en een minder doordacht handelen. Het minder kunnen doorzien van oorzaak-en-gevolg-relaties speelt ook nog eens een rol. We horen van overlevers dat suïcidaal gedrag wel werd ingezet, maar dat het niet de bedoeling was dood te willen zijn.
Van belang is op te merken dat we veel niet weten over de specifieke factoren die het risico voor mensen met een LVB verhogen Bij mensen die een geslaagde suïcide pleegden is vaak niet bekend of iemand een LVB had.
Op welke signalen moet gelet worden bij deze doelgroep?
Voor mensen met een LVB kan het heel moeilijk zijn om de woorden te vinden voor hun gedachten en gevoelens. Schaamte kan hierin een rol spelen. Je wilt zó graag de indruk wekken dat je ‘normaal’ bent, zoals ieder ander.
Mensen met een LVB kennen, net als een ieder van ons, verlieservaringen, ervaringen met de dood. In combinatie met verbrokkelde (gefragmenteerde) levensgeschiedenissen en hulpverleningsgeschiedenissen zijn deze ervaringen met de dood geregeld niet bekend bij begeleiders. Het is belangrijk te weten wie de persoon verloor en te weten wat de overledene betekende.
Waar je op zou moeten letten:
- Wanneer iemand met een LVB zich te perfect aanpast, terugtrekt of uit het contact treedt, wil dat niet zeggen dat het goed gaat. Vraag en vraag door, vraag op een heel concreet niveau.
Stel de vragen zoals 113 die voorstelt:
Gaat het goed met je?
Denk je wel eens aan het heeft geen zin zo?
Denk je wel eens aan de dood?
- Impulsief gedrag of onvoldoende doordacht gedrag kan levensgevaarlijk zijn.
- Iemand kan na een tegenslag meer met de dood bezig zijn door in gedachten veel bezig te zijn met een overleden vriend, familielid, huisdier, held. Let dan op en vraag door.
- Breuken als een verhuizing, het vertrek van een begeleider of een huisgenoot zijn verlieservaringen. Vanuit onderzoek zien we een samengaan van het aangekondigd krijgen van een dergelijke breuk, het meemaken van een verlies als een kritisch moment.
Welke vorm van preventie is nodig bij deze doelgroep?
Er zijn psychologen, psychiaters en onderzoekers die stellen dat een LVB juist een beschermende factor zou zijn. Immers, mensen met beperkingen ontvangen meestal al begeleiding. Het in begeleiding zijn kán beschermend uitwerken wanneer je je gevoelens van hopeloosheid kunt bespreken. Wanneer je je gehoord, begrepen en vertrouwd voelt. Wanneer het met begeleiding wel lukt tot een verminderen van de ellende gevoelens te komen.
Het in begeleiding zijn kan echter óók extra risico’s opleveren. Het kan de beleving van uitzichtloosheid versterken door een gebrek aan continuïteit (een veelheid aan begeleiders, voortdurende wisselingen); door een gebrek aan persoonlijk afstemmen op de cliënt, een nadruk op regels en structuur.
Het meest beschermend zijn begeleiders die sensitief en responsief zijn, die de signalen van hun cliënten opmerken en daar passend op reageren. Dit vraagt om begeleiders die het aankunnen nabij de dreiging van de dood te zijn. Dat vraagt om goed toegeruste en goed gesteunde begeleiders.
Het mooie is dat we denken dat suïcidepreventie in de basis bij mensen met een LVB niet wezenlijk anders is: dus ook bij hen is het belangrijk om contact te maken, vragen en door te vragen, nabij de hopeloosheid te kunnen zijn, samen naar zin en betekenis te zoeken. Maar er moet in de ondersteuning zelf wel rekening worden gehouden met de LVB.
Op welke manier speelt eigen verantwoordelijkheid nog een rol bij de LVB doelgroep?
Beperkingen in de praktische redzaamheid, in het sociaal aanpassingsvermogen, in het je staande houden in een samenleving die steeds ingewikkelder is geworden, vormen de kern van een verstandelijke beperking. Kan je mensen die minder kunnen en minder aankunnen, kan je mensen die verminderd in staat zijn de gevolgen van hun eigen gedrag te overzien, verantwoordelijk maken voor hun eigen gedrag?
Maar al te vaak spelen overvraging, overspoeld worden door emoties en gedachten dat er geen verbetering mogelijk is een rol. Daarbij komt een verstandelijke beperking zelden alleen. Bijkomende psychologische en psychiatrische problemen, ervaren ellende, moeilijke gebeurtenissen kunnen het leven op dat moment zwaar en onmogelijk maken. Mensen met een LVB zijn levenslang afhankelijk van passende steun, steun die past als een jas, als een prothese, om tot goed onderbouwde keuzes te komen.
Neem hierbij wel in aanmerking dat we als hulpverleners een groot aandeel van de mensen met een licht verstandelijke beperking niet kennen. Zij hebben zich praktisch, sociaal en maatschappelijk staande kunnen houden dankzij de passende steun van een partner, familie, buren, een vriend(in), collega’s, werkgever. Zij komen in de knel zodra de druk oploopt en de steun wegvalt.
Wanneer er gedragsproblemen, of aanpassingsprobleem, of psychologische/psychiatrische stoornissen zijn, moeten we uitzoeken of er mogelijks sprake is van onderliggende beperkingen. Dat is een verantwoordelijkheid die bij óns ligt.