Tjeerd Langstraat debuteerde in 2013 met de thriller Villa Gladiola. Afgelopen mei kwam zijn nieuwste boek R.I.P. uit. Een persoonlijk verhaal over depressies en de daarmee samenhangende ellende die de coronamaatregelen bij hem veroorzaakten. "Dit boek wilde ik eigenlijk niet schrijven. Noch wilde ik met mijn kop op de cover, noch wilde ik een verkapte autobiografie tikken. Toch deed ik het." We waren benieuwd naar Tjeerd en zijn boek en stelden hem een aantal vragen.
Jouw leven voor Corona?
Mooi! Ik was (en ben) eigenaar van een jonge, groeiende uitgeverij, had leuke freelance klussen in de horeca, een fijne relatie, een prachtig huis in het centrum van Rotterdam. Het ging weer lekker, na een periode die wat minder ging. Alles zat in de lift, ik was blij, ik maakte mooie plannen, kreeg alles weer op de rit. En toen kwam corona… en stortte langzaam alles weer in tot het moment waar we nu staan. Dat is beter dan op mijn dieptepunt, maar verre van goed.
Het was de opmaat naar een jaar waarin ik meer verloor dan ik voor mogelijk hield. Met als grootste verlies: de regie over mijn eigen leven. De depressies waarmee ik altijd al kampte, bereikten begin 2021 het ultieme ‘hoogtepunt’. Zelfdoding werd een serieuze uitweg. In mijn laatste boek ‘R.I.P.’ beschrijf ik de strijd, de frustratie, het verdriet en de machteloosheid over ruim een jaar coronamaatregelen en het intense gevecht met de demonen in mijn hoofd.
Hoe ga jij om met terugkerende depressies?
In mijn woonkamer staat bij het raam een groot kamerscherm. Een tastbare metafoor voor hoe ik me voel. Staat het scherm opengeklapt, dan ben ik juist gesloten. De buitenwereld buitengesloten, niemand die naar binnen kan kijken. Staat hij dichtgeklapt, dan kunnen mensen naar binnen kijken en met open vizier kijk ik naar buiten.
Mijn werk lijdt er ook onder. Mensen begrijpen dat vaak niet, zeggen dat ik gewoon moet gaan schrijven. Ik probeer het dan altijd maar uit te leggen via een simpel voorbeeld. Stel je een timmerman voor. Dag in, dag uit maakt hij meubels, hij zaagt, hij schuurt, hij timmert en hij lakt. Maar langzaam sluipt er artrose in zijn gewrichten. Zijn vingers vervormen, hij krijgt steeds meer pijn. Hij doet er twee keer zo lang over om een simpele stoel te maken en zijn gekromde vingers kunnen de finesse en kwaliteit van weleer niet meer aanbrengen op het hout. Ik schrijf. Dat doe je vooral met je hoofd.
"Als dat hoofd niet meewerkt, zijn de epistels als de mislukte stoel van de door artrose geplaagde timmerman."
De dagen dat het echt slecht gaat, denk ik wel aan de dood. Maar dan is het vooral een schouderophalen. Als ik dood zou zijn, is het prima. Ik kan dagen apathisch op de bank liggen. Anderzijds heb ik een extreme behoefte aan adrenalineshots. Het is misschien een soort compensatiedrang. Fysiek en mentaal, een battle of the stofjes. Het neigt naar zelfdestructief gedrag. Extreem sporten, extreem drinken, extreem (veel) seks hebben.
Medicijnen wil ik niet. Medicijnen, psychologen, psychiaters, therapie: het zijn voor mij allemaal handvatten om de depressie te beteugelen. Om het leven draaglijker te maken. Maar het helpt me niet van de depressie af. Het is er altijd. Soms intens en heftig, soms sluimerend, soms denk je dat het weg is, maar voor je het weet zijn de demonen weer daar.
Dus ik “zit het uit”, telkens weer.
De geschiedenis van jouw depressie?
Vraag je me wanneer ik dit ontwikkeld heb, dan moet ik je het antwoord schuldig blijven. Ik denk dat ‘het’ er altijd wel in heeft gezeten, maar dat het zich pas echt is gaan ontwikkelen op de middelbare school. Maar resumerend kan ik me ook wel voorvallen als kind voor de geest halen die ik nu zou omschrijven als "somber".
Je verloor de regie over jouw leven?
Het meest letterlijke in deze laatste periode het sluiten van de horeca en daarmee het direct wegvallen van mijn volledige freelance inkomen en alles wat daarbij komt kijken qua (financiële) stress en het totaal in duigen vallen van alle plannen die op het programma stonden. De coronacrisis en de maatregelen zijn een enorme trigger gebleken. Nu nog met alles wat er gaande is. Ik probeer het gevoel, de gedachten en de somberte te relativeren, weg te praten,... maar het is een glijdende schaal.
Uit het boek ‘R.I.P.’, het hoofdstuk over depressie en zelfmoord(gedachten):
"(...) Mijn score is skyhigh. Beter gezegd, ik ben de doodongelukkige eigenaar van alle symptomen, waarbij de eerste van de laatste twee ‘je hebt zelfmoordgedachten of denkt vaak aan de dood’ steeds meer prevaleert: ik heb zelfmoordgedachten. En dat is nieuw voor me, want zo ver ben ik nooit geweest, en het gekke is, ik schrik er niet eens van. Ik aanvaard het en vrijwel direct pompt mijn brein vooral weer al die andere symptomen door mijn kop en mijn lijf, waarbij de schuldvraag welhaast de heftigste wordt. Want áls ik zelfmoord pleeg, hoe moet het dan met mijn ouders? Lotte? Mijn broertjes en mijn zusje? Mijn vrienden. Ik zou ze zo’n verdriet doen.
En hoe kan ik er nou uitstappen, terwijl ik helemaal niets heb geregeld? Niet qua testament, al valt er niets te verdelen behalve schulden. En de rechten van mijn boeken, misschien dat dat nog een grijpstuiver waard is. Nergens heb ik ook vastgelegd hoe ik mijn uitvaart geregeld wil hebben. Ik heb zelfs mijn uitvaartpolis opgezegd om geld te besparen. Dus ze draaien nog op voor de kosten ook."
Hoe gaat het nu met je?
Praktisch: ik sta ingeschreven bij mijn ouders, logeer bij mijn vriendin of in Mallnitz (Oostenrijk) waar ik eigenlijk definitief naartoe zou gaan verhuizen. Ik hoop eind van dit jaar mijn zesde roman af te hebben. Financieel sta ik op mijn slechtste punt ooit, want er is niet op te boksen tegen de kosten die doorlopen versus de compensatie en de eventuele inkomsten van horecawerk of boekverkoop.
Mentaal, zoals eerder hierboven al geschreven, ik was slechter, maar ik kan veel beter. Ik ga nog steeds elke dag naar buiten, want buiten, in de natuur, voel ik me beter. Ik zet mijn telefoon uit en zorg dat ik onbereikbaar ben. Waarbij ik er ook voor heb gezorgd dat ik als ik tóch doodga, mijn spullen netjes worden aangetroffen. Ik ga niet naar buiten voor mijn huis opgeruimd is. Het is een soort voltooid onvoltooid leven. Of andersom. Maar ik hoop dat het beter wordt, want in essentie omarm ik het leven.
"Dat is waar veel mensen met een depressie tegenaan lopen. Of met suïcidale gedachten. Die krijgen de tip om te gaan wandelen. Rond te kijken hoe mooi alles is. Ze moeten zich eigenlijk niet zo aanstellen. Dat is de tendens. En dat is zo verrekte moeilijk. Het is heel eenzaam. Ondanks dat je heel veel mensen om je heen kan hebben. Daarom wilde ik even geen contact met vrienden. Geen koffiedates. Reageer ik niet op appjes. Heb ik al mijn social media-accounts verwijderd of ben ik er afwezig geweest of was ik er juist heel wild om me heen aan het slaan.
Maar het niet bereikbaar kunnen zijn, het besef dat niemand weet waar je bent, alsof je zonder bereik in de Australische outback rondrijdt, dat geeft zo’n veilig gevoel. Het is er nog steeds, ik weet ook niet of het ooit weg zal gaan. Voor nu ben ik blij dat ik nog leef. Dat gevoel is sterker dan de doodswens. Maar vraag je me of ik het erg vind als ik nu zou sterven, dood zou zijn, dan is mijn antwoord nee."
Wat heeft jou gesteund?
De mensen om mij heen en na het uitkomen van het boek - waar ik heel erg over heb getwijfeld om het te schrijven en uit te geven omdat ik niet bekend wil staan als die gozer met die depressie: ik ben veel meer dan dat - de tientallen reacties van mensen die zich gesteund voelen door mijn verhaal. En ik vind het nog steeds lastig om hierover te praten. Want ik word liever gewoon gezien als die leuke schrijver die graag in de bergen is en door Rotterdam banjert om zich in de horeca te begeven. Anderzijds, ook dát is niet enkel wie ik ben. Dus dat zou ook een tip zijn:
"Ondanks de schaamte, de aversie en de onwil erover te praten met anderen, doe het wel. Het kan net effe nodig zijn."
De coronavrije versie van het boek R.I.P. - 'Je bent niet je depressie' is HIER digitaal te vinden.