Veel in de boeken van schrijver Frank Schaake gaat over leven en dood. Zijn eerste boek, Ida Sipora, gaat over een jonge vrouw die heel intensief geleefd heeft en ineens door een hersentumor overlijdt. Die vrouw was zijn oudere halfzuster. Zijn tweede boek, 24 van de 100.000, gaat over mensen die vreselijk veel moeite hadden met het leven, er probeerden uit te stappen en daarna alsnog besloten om het beste van hun leven te maken.
Voor dit tweede boek bestaat recent weer hernieuwde interesse. Het boek wordt ook als “boodschap van hoop” gepropageerd in de Landelijke Agenda Suïcidepreventie 2021-2025. In het boek vertellen 24 mensen, onder wie Schaake zelf, over de suïcidale perioden in hun leven: hoe kwamen zij er in terecht, hoe gingen ze er mee om, hoe kwamen ze er weer uit, hoe gaat het nu met ze? Naar aanleiding van deze uitzonderlijke levensverhalen geeft het boek tevens een beeld van diverse aspecten van suïcidaliteit in Nederland, hoe wij daar mee omgaan, en welke opvallende lacunes er in ons land op dit gebied nog blijken te bestaan en wat daaraan gedaan zou kunnen worden.
Inmiddels denkt Schaake voorzichtig na over een derde boek, met opnieuw als thema het grensgebied tussen leven en dood. Na een werkend leven van bijna veertig jaar en naast zijn huidige schrijfwerkzaamheden houdt hij zich onder andere bezig met zijn 7 kleinkinderen in de leeftijd 4 tot 24 jaar. De jongsten ziet hij wekelijks. Hij gaat verder graag naar de sportschool en heeft iedere week een vaste vijf-ritmes-dansavond. En hij maakt graag boswandelingen met zijn vrouw.
Volgens eigen zeggen leeft hij een gevarieerd en gelukkig leven. Dat was niet altijd zo. Als Schaake student is ziet hij het leven niet meer zitten en komt na een suïcidepoging in het ziekenhuis terecht. Toch weet hij na deze poging zijn leven weer op te pakken. Wij spraken hem over zijn leven, zijn boek én over het verbeteren van suïcidepreventie.
Een kruisje achter je naam
Toen ik in het ziekenhuis terechtkwam, heb ik een lang gesprek gehad met de (volgens mij) knapste verpleegkundige van het ziekenhuis: ik probeerde aan haar uit te leggen waarom ik een suïcidepoging had ondernomen. Tijdens het vertellen besefte ik me dat het nergens op sloeg. Het was achteraf gezien heel impulsief. Het klinkt simpel, maar vanaf dat moment zag ik suïcide niet meer als optie. Bovendien zei de psychiater met wie ik twee gesprekken had dat hij (net als ik) dacht dat ik niet veel ging hebben aan therapie. Hij dacht ook dat ik er zelf wel uit zou komen. Daar ben ik hem tot op de dag van vandaag nog dankbaar voor.
Als je vroeger bij een sollicitatie het woord suïcide liet vallen kwam er direct een kruisje bij je CV te staan: labiel, ongeschikt. Ik ben erg geholpen door vrienden die mijn suïcidepoging stil hebben gehouden. Doordat zij er vertrouwelijk mee omgingen, werd ik er ook later niet meer constant mee geconfronteerd. De tijden zijn nu wel anders. Nu kan het juist helpen om er wel over te praten. Maar op het werk ligt dat toch nog altijd vaak erg moeilijk.
Er waren in mijn latere leven wel momenten waarop ik het leven heel ingewikkeld vond, waarop ik me eenzaam en onbegrepen voelde, maar ik heb nooit meer de neiging gehad om er een einde aan te maken. Ik heb bij hoge druk wel soms wel de wens gehad om me gewoon terug te trekken, in een spirituele gemeenschap of zoiets: lekker rustig, ergens in een ander deel van de wereld. Maar toen had ik al kinderen, dus dat was ook niet echt meer een optie. Wat ik wel heb gedaan is een lang sabbatical jaar genomen. Mijn vrouw zei achteraf: “Eigenlijk was je toen gewoon overspannen, maar door het in te steken als een sabbatical kon je dat voor de buitenwereld maskeren.” Ja, zo kun je er ook naar kijken. Ik bouwde dus wel tijdig rust in als mijn leven uit de hand dreigde te lopen.
Is echte aandacht beter dan pillen en protocollen?
Als ik kijk naar de verhalen van de mensen die ik geïnterviewd heb, dan zie ik dat er vaak pas een omslagpunt komt als er een echte klik is met een “hulpverlener”. Dat kan een professional zijn, maar ook iemand uit zijn of haar persoonlijke omgeving. Zo’n klik is er helaas vaak niet. Een van mijn geïnterviewden heeft het over “de dames blocnote”: hulpverleners die tijdens een gesprek constant aan het schrijven waren, maar waarbij de hulpvrager niet merkte wat ze er eigenlijk mee deden. Anderen kregen direct pillen voorgeschreven. Ja, de hulpverlening kan helaas ook averechts werken, maar je kan natuurlijk niet zeggen dat iedere hulpverlening niet deugt. Belangrijk is dat er écht met aandacht geluisterd wordt.
Dat vond ik ook mooi aan de gesprekken die ik had met de mensen voor mijn boek. Ik stuurde hen vooraf mijn eigen levensverhaal op, zodat ze direct mijn achtergrond kenden. Ik zag en sprak dan met iemand die ik helemaal niet kende. Binnen 5 minuten spraken we met elkaar over de essentiële zaken van het leven. Daarom heb ik in mijn boek ook een hoofdstuk opgenomen met de vraag: ‘Is echte aandacht beter dan pillen en protocollen?’ Maar eigenlijk had dat vraagteken er helemaal niet achter hoeven te staan. Echt luisteren kan de knop omzetten. Nee, dan ben je er nog niet, want dan moet je je wel gaan bedenken: wat ga ik met mijn leven doen? Dan moet je op zoek naar zingeving in je leven. Daar draait het uiteindelijk om!
Alles kan een reden zijn voor zelfdoding
Geen enkel verhaal is hetzelfde. Sommigen van de geïnterviewden hadden op hun 5de al doodsgedachten, anderen ‘pas’ op hun 50ste. Er zijn wel patronen, maar ik durf niet te zeggen dat deze universeel zijn. Ik denk dan aan gezinspatronen, bijvoorbeeld: óf er worden teveel eisen aan je gesteld óf er worden helemaal geen eisen aan je gesteld. Een ander patroon dat me opviel zijn identiteitsvragen rondom de puberteit: ben ik jongen, meisje, homo, hetero…? En dat in een setting waarin dat niet geaccepteerd wordt.
Maar er zijn veel meer rode draden. Alles kan voor iemand een reden zijn om er een einde aan te willen maken. Wat voor jou een slechte dag is, kan voor de ander een reden zijn om uit het leven te stappen. Iedereen gaat er anders mee om. Dat hangt vooral af van de stapeling aan gebeurtenissen ervoor. Er kan natuurlijk ook sprake zijn van dieperliggende psychische kwetsbaarheden. Suïcidaliteit heeft in ieder geval niets te maken met persoonlijke zwakte.
Lotgenotencontact en ervaringsdeskundigheid
Als we het hebben over het verbeteren van de preventie van suïcide, dan vind ik lotgenotencontact tussen mensen met suïcidale gevoelens echt essentieel. Het vertellen van het verhaal aan elkaar is een essentieel onderdeel van het herstelproces. Deze groepen komen er gelukkig in toenemende mate. Dat geldt ook voor lotgenotencontact tussen naasten en nabestaanden. De begeleiding ervan is wel cruciaal.
Bovendien zouden Nederlandse verzekeraars zich anders moeten opstellen. Ze zouden meer moeten kijken naar voorbeelden als Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. In Duitsland komt er in het ziekenhuis direct na een poging een ervaringsdeskundige aan het bed. Die praat met de persoon over de aanleiding en achtergrond van de poging. Dit vertelt hij hierna aan de arts, die vervolgens vooral naar het medische gedeelte kan kijken. Dit is voor iedereen beter: ook voor de kosten. Maar dat kan alleen als de verzekeraar ervaringsdeskundigheid vergoedt! Dat geldt ook voor het vergoeden van lotgenotencontact. In het buitenland blijkt dat de totale kosten in de zorgketen hierdoor lager worden.
Tenslotte weten we tot op heden helemaal niet wat eigenlijk de maatschappelijk kosten zijn van suïcides en suïcidepogingen. Het zou heel goed zijn om dat in een totaal geldbedrag uit te rekenen. Naast de persoon zelf worden in de praktijk gemiddeld nog 135 andere mensen geraakt door een suïcide. Dat leidt allemaal tot maatschappelijke kosten. Omdat we die niet kennen, weten we ook niet of de bedragen die wij uitgeven aan preventie-inspanningen wel in enige verhouding staan tot deze kosten.
Het boek 24 van de 100.000 is verkrijgbaar via alle Nederlandse boekhandels en/of boek-webwinkels.